Isaiah 34

U zult al uw zilveren en gouden afgodsbeelden vernielen, ze weggooien als voorwerpen die u niet wilt aanraken. ‘Weg ermee!’ zult u zeggen.

1Dan zal God u zegenen met regen in de zaaitijd, met overvloedige oogsten en mals grasland voor uw vee. 2De ossen en jonge ezels waarmee u het land bewerkt, zullen verrijkt en goed verzorgd voer krijgen. 3Op die dag dat God uw vijanden vernietigt, zal Hij u waterstromen geven die langs elke berg en elke heuvel naar beneden klateren. 4De maan zal net zo helder schijnen als de zon en het licht van de zon zal zo fel zijn als het licht van zeven dagen bij elkaar! Zo zal het zijn als de Here zijn volk geneest en de wonden die Hij heeft geslagen, verzorgt.

5Kijk, de Here komt van ver weg, vlammend van toorn, omringd door omhoogrijzende dikke rook. Zijn lippen zijn gevuld met razende toorn, zijn woorden zijn verterend als vuur. 6Zijn adem stort zich als een waterval over hen allen uit en vaagt hen weg. Hij zal de trotse volken uitzeven, hen een bit tussen de tanden leggen en naar hun verderf leiden.

7Maar het volk van God zal een vreugdelied zingen, als de liederen die ʼs nachts opklinken als de heilige feesten worden gevierd. Zijn volk zal een blij hart hebben, als een fluitspeler die een groep pelgrims aanvoert naar Jeruzalem, de berg van de Here, de rots van Israël. 8En de Here zal zijn machtige stem laten horen en in zijn toorn zijn hand op zijn vijanden laten neerkomen met verterend vuur, overstromingen, verschrikkelijke stormen en grote hagelstenen. 9De stem van de Here zal de Assyriërs straffen, wanneer Hij hen met een stok slaat. 10En telkens weer zal de Here de gesel op hen laten neerkomen, zoals iemand de maat van trommels en lieren slaat. 11De offerplaats staat al enige tijd klaar, het brandhout is hoog opgestapeld. De adem van de Here, heet als het vuur uit een vulkaan, zal het hout aansteken. 12

Het ‘zwaard van God’ zal toeslaan

13Wee hun die naar Egypte gaan om hulp, die vertrouwen op paarden, strijdwagens en machtige ruiters in plaats van op de Heilige van Israël, en Hem niet om raad vragen. 14In zijn wijsheid brengt Hij een groot kwaad over zijn volk en Hij verandert niet van gedachten. Hij keert Zich tegen zijn volk om hun slechtheid en tegen ieder die hen helpt.

15Want deze Egyptenaren zijn slechts mensen, geen God! Hun paarden zijn van vlees, geen machtige geesten! Als de Here zijn vuist tegen hen balt, zullen zij struikelen en vallen, samen met degenen die zij wilden helpen. Zij zullen allen te gronde worden gericht.

16
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Es. 31:5.
17
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Es. 31:4-5.
Maar de Here heeft mij dit gezegd: ‘Als een leeuw, zelfs al is hij nog maar jong, een schaap doodt, schenkt hij geen aandacht aan het geschreeuw en lawaai van de herder. Hij gaat zijn gang en eet van zijn prooi. Zo zal de Here ook doen als Hij komt om op de berg Sion te strijden. Niemand zal Hem kunnen afschrikken! Hij, de Here van de hemelse legers, zal over Jeruzalem waken als vogels die rond hun nest wieken. Hij zal de stad verdedigen en haar verlossen.

Copyright information for NldHTB